Woerden
Afgelopen seizoen onderzochten we het overgrote deel van het buitengebied van de gemeente Woerden, inclusief de omgeving van Zegveld, Kamerik en Harmelen. Daarnaast behoorde ook het gebied rond het aangrenzende Haarzuilens (gemeente Utrecht) bij het onderzoeksgebied.
Groot onderzoek
Jaarlijks onderzoeken we bij het provinciewerk zo’n 10.000 hectare landelijk gebied van mei tot en met september. De flora- en faunamedewerkers van Viridis gaan ieder zo’n twee dagen per week het veld in, wat een enorme hoeveelheid waardevolle data oplevert.
Soorten
We onderzoeken een groot aantal ‘karteersoorten’. Dit zijn o.a. beschermde dier- en plantensoorten, soorten van de Rode Lijst en indicatieve soorten. De soorten zijn geselecteerd op hun indicatieve waarde, zeldzaamheid of beschermingsstatus. Voor fauna gaat het onder andere om soorten libellen, dagvlinders, sprinkhanen, zoogdieren, vissen, reptielen en amfibieën.
Waardevolle data
Doordat dit onderzoek al lang wordt uitgevoerd is er veel bekend over de ontwikkeling van de biodiversiteit in het buitengebied van de provincie. Zulke datasets over langere tijdsperioden zijn van groot belang bij het vaststellen hoe het ervoor staat met de biodiversiteit. Over het veldwerk voor provincie Utrecht stellen we aan het eind van het veldseizoen een rapport op, waarin we ook vergelijkingen met eerdere jaren maken. Rapporten van eerdere jaren zijn hier te downloaden (de rapporten onder "Natuurinventarisaties landelijk gebied").
Terug in de tijd
De monitoring van provincie Utrecht gaat ver terug, tot 1975. Bureau Viridis is hier al sinds ongeveer 2005 bij betrokken en zal dit de komende jaren ook blijven doen. Omdat we elk jaar ongeveer 10% van het landelijk gebied in de provincie inventariseren is in 10 jaar tijd de hele provincie onderzocht.
SMP
Afeglopen jaar waren medewerkers van Viridis toevallig niet alleen buiten, maar ook veel binnen de bebouwde kom van Woerden en omliggende woonkernen te vinden. Daar onderzochten we de aanwezigheid van vleermuizen en vogels (huismus en gierzwaluw) in gebouwen. Bij vleermuizen ging het om bezoeken in de nacht en schemering (late avonduren en vroege ochtenduren) en er was extra aandacht voor de locaties van kolonies. Voor gierzwaluwen waren de bezoeken eerder op de avond, wanneer de oudervogels terugkomen bij het nest. Met de resultaten van het onderzoek hebben we een zogenaamd ‘Soortenmanagementplan’ (SMP) opgesteld.